In 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd van de landelijke overheid naar de gemeenten. Het doel van deze decentralisatie jeugdzorg was en is om de zorg dichterbij huis en daarmee bij het kind te brengen. Uitgangspunt is dat dichterbij ook betekent dat er meer zicht is op de hulpvragers.
Eigenlijk schrok ik er wel een beetje van. Met de beste intenties wordt in de jeugdhulpverlening hulp aangeboden, maar de effectiviteit laat te vaak te wensen over. Dat is toch verdrietig? Een kind zit niet goed in z’n vel, is ongelukkig of erger. Wij – volwassenen met verstand van zaken – gaan ermee aan de slag en toch is het vaak maar een doekje voor het bloeden.
“Mam, ik mis mijn vrienden en op Snapchat zie ik dat zij elkaar wel allemaal zien!” Noodkreet van een puber die de sociale quarantaine meer dan zat is. Ze is blij dat ze haar bijbaantje nog heeft, maar waarom mag ze wel naar haar werk en niet naar haar vrienden? En jongelui worden toch bijna niet ziek? Ze is ondertussen wel 18, dus ze valt ook niet meer in de ‘laat ze maar lekker samen buiten spelen’ categorie.
Toen ik startte met het coachen van kinderen wist ik vanaf dag één dat ik nooit 1 op 1 met kinderen zou werken. Op zich vreemd, de meeste kindercoaches doen dat namelijk wel. Maar ja, ik ben wel een man. En de meeste kindercoaches zijn vrouw. En daar vertrouw je toch sneller je kind aan toe. Er zijn toch wel heel vreemde individuen op de wereld die ervoor hebben gezorgd dat je over dit soort dingen na moet denken, maar voor mij gold vanaf dag één: ouders erbij.
Na een coachingssessie en een ferme handdruk gaan kind (of puber) en ouders gemotiveerd de deur uit. Maar als je niet alert bent … eist de dagelijkse praktijk alle aandacht weer op. En voor je het weet ben je alweer drie weken verder. Tijd voor de volgende afspraak.